1. Werkgever stelt in overleg met de ondernemingsraad, personeelsvertegenwoordiging of algemene personeelsvergadering een leeftijdsbewust personeelsbeleid vast dat gericht is op een duurzame inzetbaarheid van de werknemer. Het personeelsbeleid omtrent duurzame inzetbaarheid kenmerkt zich door zoveel mogelijk rekening te houden met de specifieke omstandigheden en wensen van werknemer in de verschillende fasen van zijn leven en loopbaan. Duurzame inzetbaarheid richt zich op werknemers van alle leeftijden.
  2. Zolang er geen leeftijdsbewust personeelsbeleid tot stand is gekomen, hanteert werkgever de richtlijn dat werknemers van 45 jaar en ouder naar rato van de omvang van het dienstverband recht hebben op leeftijdsdagen:

46 t/m 49 jaar: 1 dag (7,6 uren);
50 t/m 54 jaar: 2 dagen (15,2 uren);
55 t/m 59 jaar: 3 dagen (22,8 uren);
60 t/m 64 jaar: 4 dagen (30,4 uren);
65 jaar en ouder: 5 dagen (38 uren).

Het recht op leeftijdsdagen ontstaat in het vakantiejaar, waarin de werknemer de betreffende leeftijd bereikt.