1. De werkgever kan voor medewerkers een jaarurensysteem invoeren. Invoering van het jaarurensysteem heeft tot gevolg dat per kalenderjaar een arbeidsduur wordt overeengekomen, waarbij de spreiding van de tijdens het kalenderjaar te werken uren overeenkomstig lid 4 van dit artikel wordt vastgesteld. In iedere maand van het kalenderjaar ontvangt de betrokken werknemer een evenredig deel van het salaris, ongeacht het aantal gewerkte uren in die maand. De periode van afrekening als bedoeld in artikel 11 van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag is gelijk aan het kalenderjaar.
  2. De jaarlijkse bruto arbeidsduur bij een volledig dienstverband is gelijk aan het aantal werkdagen in een kalenderjaar vermenigvuldigd met 7,6 uren. Na vermindering van de jaarlijkse bruto arbeidsduur met verlof als bedoeld in hoofdstuk E van deze cao resteert de jaarlijkse netto arbeidsduur. Bij een deeltijd dienstverband wordt de jaarlijkse arbeidsduur berekend naar rato van de deeltijdfactor. Bij een dienstverband dat gedurende het kalenderjaar aanvangt of eindigt wordt de jaarlijkse arbeidsduur naar rato vastgesteld door het aantal resterende volledige werkweken te vermenigvuldigen met de gemiddelde arbeidsduur van 38 uren per week.
  3. De werkgever en de werknemer spannen zich ervoor in om een zodanige jaarlijkse netto arbeidsduur overeen te komen dat na het einde van het kalenderjaar geen verrekening hoeft plaats te vinden van plusuren of minuren.
  4. De werkgever en de werknemer maken ieder jaar in de maand november afspraken over de spreiding van de jaarlijkse netto arbeidsduur in het daaropvolgende kalenderjaar, waarbij zij voor iedere maand een inschatting maken van het aantal te werken uren. De afspraken bedoeld in dit artikellid worden schriftelijk of elektronisch vastgelegd. Fluctuaties van meer dan 30% van de maandelijkse arbeidsomvang zijn alleen toegestaan wanneer werknemer en werkgever hier beiden toe akkoord zijn en dit expliciet schriftelijk hebben vastgelegd.
  5. De werkgever zorgt ervoor dat zowel de werkgever als de werknemer gedurende het kalenderjaar waarin het jaarurensysteem wordt toegepast, inzage hebben in:
    a. de afspraken over het aantal overeengekomen uren per kalenderjaar;
    b. de afspraken over de spreiding van de overeengekomen uren over het kalenderjaar;
    c. het aantal feitelijk gewerkte uren, bijgewerkt tot het moment van raadpleging.
    Wanneer de feitelijke arbeidsomvang in enige maand meer dan 20% afwijkt van het aantal afgesproken of vastgestelde aantal arbeidsuren voor die maand, treden de werkgever en de werknemer in overleg om de spreiding van het aantal overeengekomen uren zodanig aan te passen dat aan het einde van het kalenderjaar geen plusuren of minuren resteren. Deze aanpassing van de afspraken over de spreiding wordt schriftelijk of elektronisch vastgelegd.
  6. Wanneer na afloop van het kalenderjaar sprake is van plusuren, worden die plusuren vergoed in tijd of in geld, naar keuze van de werknemer.
    a. Bij de keuze voor vergoeding in geld vindt betaling uiterlijk plaats in februari van het volgende kalenderjaar.
    b. Bij een keuze voor vergoeding in tijd, neemt de werknemer de plusuren op vóór 1 april van het volgende kalenderjaar.
    c. Plusuren worden aangemerkt als overwerkuren in de zin van art. 23 tenzij gedurende het jaar afspraken zijn gemaakt over extra te werken uren (de zogenaamde meerwerkuren waarvoor geldt dat de werknemer daarmee moet instemmen) zonder dat daarvoor de overwerktoeslag geldt.
  7. In geval van arbeidsongeschiktheid als bedoeld in art. 43 van deze cao behoudt de werknemer aanspraak op het in dat artikel genoemde salaris.
    a. Voor de vaststelling van het aantal te werken uren geldt dat de werknemer die arbeidsongeschikt is, geacht wordt het aantal uren te hebben gewerkt dat op grond van lid 4 of lid 5 van dit artikel is conform gemaakte afspraken.
    b. Wanneer de werknemer tijdens één kalendermaand zowel arbeidsongeschikt als arbeidsgeschikt is, is het aantal uren dat de werknemer geacht wordt te hebben gewerkt tijdens arbeidsongeschiktheid, gelijk aan het gemiddelde van het aantal uren dat op grond van lid 4 of lid 5 voor die maand is ingeschat of vastgesteld.
    c. Wanneer de arbeidsongeschiktheid voortduurt na het einde van het kalenderjaar, geldt vanaf dat moment de gemiddelde arbeidsduur per maand. Die gemiddelde arbeidsduur is gelijk aan het totaal aantal uren waarover in het voorafgaande kalenderjaar salaris is betaald gedeeld door 12 maanden.
  8. Bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst tijdens het kalenderjaar waarin het jaarurensysteem wordt toegepast, geldt het aantal ingeschatte uren zoals genoemd in lid 4 en eventuele aanpassing daarvan zoals genoemd in lid 5 als de overeengekomen arbeidsduur.
    a. Indien de werknemer feitelijk minder uren heeft gewerkt dan de overeengekomen arbeidsduur zoals hiervoor genoemd, stelt de werkgever de werknemer zoveel mogelijk in de gelegenheid het aantal te weinig gewerkte uren in te halen tijdens de opzegtermijn.
    b. Indien de werknemer feitelijk meer uren heeft gewerkt dan de overeengekomen arbeidsduur zoals hiervoor genoemd, stelt de werkgever de werknemer zoveel mogelijk in de gelegenheid het aantal te veel gewerkte uren als vrije tijd op te nemen tijdens de opzegtermijn.
    c. Wanneer bij het einde van de arbeidsovereenkomst minder uren zijn gewerkt dan de overeengekomen arbeidsduur, is de werkgever bevoegd deze uren te verrekenen met de eindafrekening tot ten hoogste 1/12 van de jaarlijkse netto arbeidsduur, met inachtneming van de wettelijke bepalingen.
    d. Wanneer bij het einde van de arbeidsovereenkomst meer uren zijn gewerkt dan de overeengekomen arbeidsduur, worden deze uren bij de eindafrekening uitbetaald tegen 100% van het overeengekomen loon per uur.