1. Het vakantiejaar loopt gelijk op met het kalenderjaar.
  2. Werknemer verwerft over ieder jaar waarin hij werkzaam is aanspraak op  doorbetaalde vakantie van 190 uur bij een voltijds dienstverband van 38 uur gemiddeld per week. In het geval van een deeltijd dienstverband en in het geval van een gemiddelde wekelijkse arbeidsduur van meer dan 38 uur op grond van artikel 18 van de cao wordt het aantal vakantie-uren naar rato vastgesteld. Voor de werknemer die geen contractueel vastgesteld aantal uren werkt (min-max, oproep), wordt in overeenstemming met bovenstaande per gewerkt uur 13,04% (in 2022) opbouw vakantie-uren gereserveerd. Zie voor een uitleg bijlage 11.
  3. Werknemer verwerft (conform artikel 7:635 BW) vakantieaanspraken over het tijdvak, gedurende hetwelk hij geen recht op in geld vastgesteld salaris heeft omdat:
    1. Hij vakantie geniet op grond van aanspraken bij de oude werkgever;
    2. hij met toestemming van werkgever, deelneemt aan een bijeenkomst die wordt georganiseerd door een vakvereniging waarvan hij lid is;
    3. hij door de Kunstenbond als kaderlid bij de werkgever is aangesteld en hij daarom recht heeft op drie betaalde verlofdagen per jaar, mits deze aantoonbaar gebruikt worden voor het bijwonen van vakbondsoverleg;
    4. hij anders dan ten gevolge van arbeidsongeschiktheid, tegen zijn wil niet in  staat is om de overeengekomen arbeid te verrichten;
    5. hij politiek verlof geniet.
  4. De vrouwelijke werknemer verwerft vakantieaanspraken over het tijdvak waarop zij recht heeft op een zwangerschaps- en bevallingsuitkering in verband met haar zwangerschap (zie artikel 49 voor meer bepalingen die betrekking hebben op o.a. zwangerschap).
  5. Bij ziekte verwerft werknemer vakantieaanspraken over de volledige periode waarin werknemer  arbeidsongeschikt is wegens ziekte, ongeacht of hij aanspraak heeft op salaris.
  6. Werknemer verwerft bij arbeidsongeschiktheid geen vakantieaanspraken:
    1. als de arbeidsongeschiktheid is ontstaan door de opzet van werknemer;
    2. voor de tijd dat door toedoen van werknemer de genezing wordt belemmerd of vertraagd;
    3. voor de tijd dat werknemer, hoewel hij daartoe volgens oordeel van de arboarts in staat is, zonder deugdelijke grond passende arbeid bij werkgever of een derde niet verricht.
  7. Werknemer verwerft geen aanspraak op vakantie over de tijd, waarover hij wegens
    het niet verrichten van de bedongen arbeid geen aanspraak op schaalsalaris heeft.